
Leonardo da Vinci is weer hot dezer dagen. Ter nagedachtenis van zijn vijfhonderdste sterfdatum organiseert het Louvre een grote Leonardo da Vinci-retrospectieve (van 24 oktober 2019 tot 24 februari 2020). Tien jaar hebben de curatoren eraan gewerkt en alles wijst erop dat dit hét artistieke topevenement van het najaar wordt.
Vanuit de hele wereld zullen honderdduizenden mensen naar Parijs afzakken om een van de belangrijkste heiligen van onze westerse seculiere samenleving te eren. Want daarvan is iedereen ondertussen doordrongen: Leonardo da Vinci was geen gewone sterveling maar een creatieve halfgod die het bijzonder goed doet in deze tijden van innovatie en technologische vooruitgang. Een door experimenteerzucht en nieuwsgierigheid gedreven alleskunner die velen met verstomming slaat door de breedte van zijn werkterrein (schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, wetenschap, anatomie, vliegkunst, ingenieur …) en die alle kenmerken vertoont van het archetype van een genie: uitermate intelligent, ambitieus tot op het megalomane, opvallend uiterlijk, excentriek gedrag, bron van onoplosbare mysteries (was hij een vegetariër avant la lettre?, homoseksueel?), niet in een vakje te stoppen en gezegend met een avontuurlijke levensloop die volgens de legende eindigde in de armen van de Franse koning François I. En niet te vergeten, hij bezorgde ons enkele van de beroemdste schilderijen/tekeningen uit de westerse kunstgeschiedenis, zoals de Mona Lisa, Het laatste avondmaal en de Vitruviusman.
Da Vinci’s tekortkomingen
Door zijn bijna goddelijke status ben je geneigd te denken dat elk van zijn vondsten geniaal was en dat elk van zijn artistieke ondernemingen een gegarandeerd succes werd. Dat was echter niet het geval. Da Vinci heeft heel wat halve en hele mislukkingen op zijn naam staan die van hem vaak de risee van het volk maakten, maar die hem daardoor misschien wel aantrekkelijker en interessanter maakten dan zijn rivaal Michelangelo, die het aantal misstappen, in zijn leven en in zijn werk, tot een minimum wist te beperken.
Verschillende van Leonardo’s mislukkingen waren te wijten aan twee grote ‘tekortkomingen’. Ten eerste, hij begon meestal heel enthousiast aan een nieuwe opdracht maar verloor gaandeweg zijn interesse omdat een ander project zijn aandacht trok. Tel daar zijn perfectionisme bij en het is niet verwonderlijk dat hij verschillende projecten half afgewerkt achterliet. Ten tweede was er zijn tomeloze ambitie. Steeds weer wilde hij de grenzen van het gekende overschrijden en nieuwe methodes uitproberen met als gevolg dat hij zich weleens vergaloppeerde en verschillende van zijn ontwerpen op een sisser uitdraaiden. Maar, dat moet erbij gezegd, mislukken deed hij steeds met panache en op zo’n manier dat we toch een glimp opvangen van wat had kunnen zijn, zoals bij wat waarschijnlijk zijn allergrootste ontgoocheling was: het Gran Cavallo (Grote Paard).
Openvallende monden
In 1489, zeven jaar nadat hij Florence voor Milaan verlaten had, kreeg Leonardo da Vinci eindelijk de prestigieuze opdracht waar hij al zo lang op zat te wachten. Ludovico Sforza, de hertog van Milaan en Da Vinci’s toenmalige baas, vroeg hem een ruiterstandbeeld te maken van zijn vader en de vroegere heerser van Milaan, Francesco Sforza. Leonardo, ambitieus, voortvarend en vernieuwend als hij was, ging meteen aan de slag met maar één doelstelling voor ogen: er het grootste en meest spectaculaire ruiterstandbeeld uit de geschiedenis van de beeldhouwkunst van maken. Vanuit ons hedendaagse standpunt lijkt dat niet meer dan gepast voor een man die beschouwd wordt als een van de grootste kunstenaars aller tijden, maar toen was dat niet vanzelfsprekend. Want op het moment dat Da Vinci de opdracht ontving had hij al een reputatie opgebouwd als schilder en ingenieur, maar met bronzen beelden had hij weinig of geen ervaring, laat staan met een van de moeilijkste subklassen onder de beeldhouwwerken, die van de bronzen paarden.
Leonardo toog aan het werk, bestudeerde bestaande ruiterstandbeelden, maakte schetsen en studies en vervaardigde als voorbereiding op de finale bronzen versie een kleimodel op ware grootte dat voor het eerst aan het publiek getoond werd in 1493, vier jaar nadat Ludovico Sforza hem de opdracht gegeven had. Hij deed dat ter gelegenheid van een belangrijk societyevenement, het huwelijk van de nicht van Ludovico Sforza met de Heilig Roomse Keizer Maximiliaan van Habsburg. Volgens bronnen die het paard gezien hebben, was het 7,13 meter hoog. Om je een idee te geven, dat is het equivalent van vier normaal gebouwde mensen boven op elkaar.[i] Toen het kleimodel voor het eerst aan het publiek werd geopenbaard, reageerde dat precies zoals Da Vinci zich had voorgesteld: alle monden vielen open. ‘… en echt waar, zij die het grote model hebben gezien dat Leonardo uit klei vervaardigd had, oordeelden dat ze nooit zoiets moois en wonderbaarlijks hadden gezien …’[ii]
Oorlog maakt alles kapot

De eerste horde in de voltooiing van dit megakunstwerk had Da Vinci met bravoure genomen, maar het kunstwerk was nog lang niet af. Het moest immers in brons gegoten worden, wat technisch gezien geen sinecure was. Daarenboven heb je voor een bronzen kunstwerk van die grootte vijfenzeventig ton brons nodig, wat zelfs voor een rijke hertog als Ludovico Sforza een dure aangelegenheid was. De Milanezen hadden het er echter voor over en zetten het benodigde volume van het edelmetaal voor Leonardo opzij.
Alles leek te verlopen zoals voorzien, totdat de Italiaanse oorlogen uitbraken. De Milanezen, die altijd veel bewondering hadden getoond voor Leonardo’s kleimodel, namen de vijfenzeventig ton brons van hem af en smeden er kanonnen van. In eerste instantie leek het louter uitstel voor Leonardo’s project, want na de oorlog, die door de overwinning van Ludovico Sforza op de Fransen in 1495 op een voorspoedig einde leek uit te draaien, zou Ludovico hem wel een nieuwe lading brons geven. De kansen van Ludovico keerden echter en in 1499 werd de graaf door het leger van de Franse koning Louis xii uit Milaan verdreven. Ludovico kwam nog even terug naar Milaan maar werd uiteindelijk in 1500 door de Fransen gevangengenomen en voor de rest van zijn leven opgesloten. Da Vinci moest zijn plannen om het ruiterstandbeeld af te werken nu helemaal opbergen. Ook het door iedereen bewonderde kleimodel van het ruiterstandbeeld was geen lang leven beschoren. Gespeend van enig respect hakten de Franse soldaten lustig op het meesterwerk in en bezegelden zo het definitieve einde van wat een van de grootste kunstprojecten van de vijftiende eeuw had moeten worden.
Het Gran Cavallo (Grote Paard) mondde voor Leonardo da Vinci uit in een grandioze maar desalniettemin pijnlijke mislukking, de zoveelste op rij van een kunstenaar die toen al de reputatie had een geniale maar ook grillige en onbetrouwbare kunstenaar te zijn. Maar in dit geval waren het echter niet Da Vinci’s grillige werkmethodes en zelfs niet zijn tomeloze ambitie en vernieuwingsdrang die het kunstwerk deden mislukken maar iets veel elementairder, een gebrek aan basismateriaal om het kunstwerk te vervaardigen. Helemaal correct is dat ook niet. De Milanezen hadden wel brons, maar ze spendeerden dat liever aan wat volgens hen veel dringender en belangrijker was, namelijk oorlog voeren. Hij faalde ditmaal dus niet door eigen toedoen maar simpelweg omdat er geen geld meer was voor kunst.
[i] Nicholl, Charles, Leonardo da Vinci. The Flights of the Mind, Penguin Books,2005, p. 282.
[ii] Vasari, Giorgio, The Lives of the artists. Translated with an Introduction and Notes by Julia Conaway Bondanella and Peter Bondanella, Oxford University Press, Oxford, 1998 (selectie en vertaling van Vasari, Giorgio, Vite de’ più eccelenti architetti, pittori et scultori italiani da Cimabue insino a’ tempi nostri), p. 291.