Piazza di Santa Maria Novella, 18
Neem de straat aan de achterkant van de San Lorenzo, de Via del Canto dei Nelli, en ga links in de richting van de Arno, langs het Piazza di Madonna degli Aldobrandini en door de Via del Giglio tot aan de Via dei Banchi. Sla rechtsaf en stap door tot het Piazza di Santa Maria Novella.

Santa Maria Novella is de kerk plus klooster van de dominicaner monniken, de concurrenten van de franciscanen die de Santa Croce-kerk aan de andere kant van de stad hebben opgericht. De bouw van deze kerk, begonnen in 1246, luidde het begin in van verschillende architecturale ingrepen die Florence een ander gezicht gaven zoals de dom, het Palazzo Vecchio, de Santa Croce-kerk en het Bargello.
Het eerste waar je toch even stil van wordt is de magnifieke voorgevel. In 1350, honderd jaar na de eerstesteenlegging, namen de werken een aanvang, maar door geldgebrek raakte men niet verder dan de onderste helft. Een eeuw later, in 1456, stelde de rijke ondernemer Giovanni Rucellai voor om de andere helft te bekostigen. De opdracht daarvoor gaf hij aan de architect-schrijver en uomo universale Leon Battista Alberti, die er volgens sommigen een van de mooiste kerkgevels op aarde van maakte. Een aantal elementen in de gevel verwijzen naar de Rucellai. In de eerste plaats het opschrift onder de kroonlijst. Dat luidt: IOHANES ORICELLARIUS PAV.F.AN.SAL.MCCCCLXX (Giovanni Rucellai, zoon van Paolo, het gezegende jaar 1470). Net onder de sierlijst die de boven- en onderkant scheidt, zie je een patroon van opbollende zeilen, een verwijzing naar het wapenschild van de Rucellai dat zich aan de twee uiterste zijden van de sierlijst bevindt: een leeuw boven op de golven.

Binnen in de kerk is er heel wat te zien, zoals de Cappella di Filippo Strozzi met fresco’s van Filippino Lippi, de Cappella Maggiore met fresco’s van Domenico Ghirlandaio, de fresco’s van Paolo Uccello in de kloostertuin (Chiostro Verde) en niet te vergeten, in de Cappella Gondi, het houten kruisbeeld dat Brunelleschi maakte als reactie op dat van zijn vriend Donatello in de Santa Croce.
Sta vooral stil bij de Trinità (Heilige Drie-eenheid) van Masaccio, geschilderd tussen 1425 en 1428. De jonge kunstenaar deed iets wat niemand voor hem ooit had gedaan: hij paste de wiskundige wetten van het perspectief toe – een methode die hij hoogstwaarschijnlijk van zijn vriend Brunelleschi had geleerd.

In feite gaat het om niet meer dan een technisch trucje: je plaatst een punt op wat de horizon van je tekening zou moeten zijn en je laat dan alle denkbeeldige evenwijdige bovenlijnen en onderlijnen van huizen, omheiningen enzovoort in dat ene punt – het verdwijnpunt – samenkomen. De gevolgen van dit op het eerste gezicht eenvoudige technische handigheidje waren groot. Er opende zich een nieuwe wereld vol artistieke mogelijkheden, niet alleen op technisch vlak, maar ook op het vlak van compositie en van onderwerpkeuze. Ineens werd het voor kunstenaars interessant om landschappen en gebouwen af te beelden en grootse ruimtelijke scènes te construeren waarin meerdere mensen en gebouwen op een natuurlijke manier werden weergegeven.
Je merkt dat heel goed in Masaccio’s fresco. Zo koos hij als decor een statige, klassiek aandoende kapel voorzien van zuilen, en als personages sobere massieve en hoekige figuren, net beeldhouwwerken, allemaal om het gevoel van diepgang en volume te benadrukken. De introductie van het wiskundig perspectief leidde tot tal van vernieuwingen op verschillende terreinen – een voorbode van het geëxperimenteer waarmee grote 15de-eeuwse Florentijnse kunstenaars na Masaccio als Da Vinci, Michelangelo en Rafaël de nieuwe mogelijkheden van diepte en ruimte verder zouden verkennen.